Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Naar een protocol een keuze vooraf:

Hoofdstuk II  Een keuze vooraf

 

 

Een dilemma

 

Een protocol stel je op om de vorderingen van kinderen in kaart te kunnen brengen. Dit kan middels toetsen. Maar lang niet alle taalvaardigheden zijn door toetsen te bepalen. Dit kan  slechts bij de “productgerichte” onderdelen van taal, zoals de technische leesvaardigheid bij het lezen en de spelling bij het schrijven. Lezen is veel meer dan technisch kunnen lezen. Lezen is een geheimzinnig proces waarvan de ontwikkeling zich voor het grootste deel aan onze waarneming onttrekt. Hoe kunnen wij nu willen meten wat zich in het verborgene ontwikkelt? Om deze reden verwijzen wij ook in ons voorbeeld protocol naar de kijkwijzers taal. Het gebruiken van kijkwijzers kan een constructieve bijdrage leveren aan het evalueren van het onderwijsproces.

We vinden het belangrijk dat de vrijescholen een instrumentarium ontwikkelen dat bij hen past.

Omdat echter het technische leren lezen een voorwaarde is voor het kunnen leren lezen en begrijpen wat je leest, is het evenwel zo dat de ontwikkeling van kinderen soms niet anders te volgen is dan door toetsen te gebruiken. Het bijhouden van de technische leesvaardigheden blijft nodig om kinderen die een leesachterstand hebben, zo adequaat mogelijk te kunnen ondersteunen. Maar dat is niet het enige. De motivatie om te lezen, het plezier dat je kunt beleven aan teksten en boeken, dat alles is uiteindelijk een veel belangrijker factor in het leren lezen van kinderen. Die motivatie kun je niet meten. Je kunt die wel waarnemen. Kijkwijzers helpen om de motivatie van kinderen systematisch waar te nemen. In mindere mate geldt dat ook voor de spelling. Spelling is een voorwaarde voor het schrijven van teksten. Het schrijven van teksten echter behelst veel meer dan het foutloos kunnen spellen. Sterker nog, spelling is een afronding van een proces dat begint met het vormen van gedachten en het overbrengen ervan op papier. Niet alleen binnen de vrijescholen maar ook op andere vernieuwingsscholen ontstaat een beweging tegen de toetscultuur (zie ook: Een streep door de eindtoets). Het is aan iedere school afzonderlijk om te bepalen waar zij staan in deze ontwikkeling. In 2003 zijn kijkwijzers ontwikkeld door de Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen. We voegen de kijkwijzer lezen als bijlage toe. Deze kijkwijzer maakt deel uit van een groter geheel, waarin ook een kijkwijzer voor de mondelinge taalvaardigheden en het schrijfonderwijs zijn opgenomen.

Om scholen te ondersteunen in de ontwikkeling van hun visie op dit gebied vergelijken wij de toetsen met de kijkwijzers.

Uitgangspunt is: de opvattingen over taal sturen de waarneming.

 

Toetsen

Toetsen worden afgenomen om de leervorderingen van leerlingen te meten en te vergelijken met een normgroep. De conclusie is dat het kind zwak, gemiddeld of goed presteert in vergelijking tot de normgroep.

Hier wordt er van uitgegaan dat de leerling antwoord geeft op gestelde vragen. Wat er in gestopt is, wordt teruggevraagd. Een toets meet het product; wat beheerst het kind van de aangeboden stof?

Het is een kwantitatief instrument.

 

Kijkwijzers

Een kijkwijzer biedt een waarnemingskader met betrekking tot het vakgebied taal.

Deze is gericht zowel op het proces als op het product. Het is een kwalitatieve manier van beoordelen.

De leraar is waarnemer, dit is a-priori subjectief, maar omdat voor alle leerlingen hetzelfde kader gebruikt wordt, neemt de subjectiviteit af. En omdat de leraar zelf moet waarnemen, ontwikkelt hij dit vermogen bij zichzelf.

Het kind hoeft niet iets anders te doen, geen toets te maken - het eigen proces en product zijn onderwerp van de evaluatie. Het product kan ook aan een kwantitatieve analyse onderworpen worden, bijvoorbeeld met betrekking tot inhoud, spelling, grammatica en woordenschat.

 

 

Het schrijfonderwijs

 

De letters

In de diverse leerplannen die voor de vrijescholen zijn geschreven wordt altijd uitgegaan van het leren van de hoofdletters (kapitalen) in de eerste klas. De letter wordt in een beeld aan de kinderen geïntroduceerd en vanuit dit beeld wordt de klank die de letter vertegenwoordigt geleerd. Nadat een aantal medeklinkers en klinkers zijn behandeld wordt met deze letters ook gelezen en geschreven: dit gebeurt dan met hoofdletters.

Steeds vaker kiezen vrijescholen ervoor om het lezen met hoofdletters niet te lang of helemaal niet te doen. Wanneer het leren lezen aan de orde is wordt overgestapt op de kleine letters. Hiermee wordt niet gewacht tot de tweede klas; in de eerste klas worden de kleine letters al aangeboden. Dit is van belang omdat er dan geen energie gaat zitten in het leren en het automatiseren van het lezen met hoofdletters. De oefentijd wordt effectiever gebruikt wanneer direct met de kleine letters wordt gelezen. Bovendien hoeft het kind dan niet een eerder geleerde vaardigheid (lezen met hoofdletters) om te zetten naar andere tekens (de kleine letters). Er zijn ook vrijescholen waar de hoofdletters in de eerste klas niet meer worden aangeboden, daar wordt direct begonnen met de kleine letters.

Voor het toetsen van de leesvaardigheid is het niet nodig om al de letters te hebben behandeld: in dit protocol wordt in de eerste klas getoetst of de kinderen het leesprincipe beheersen. Dat kan al duidelijk worden wanneer ze met een beperkt aantal aangeboden letters kunnen lezen.

 

Bij het lezen wordt een keuze gemaakt voor het soort letter die wordt gebruikt. Wat voor de automatisering van het lezen geldt, is voor het schrijven van nog grotere invloed: tijdens het leerproces moet een geleerde en geautomatiseerde beweging van een letter niet veranderd worden. Het geeft verwarring en is een bron van fouten. Dat is wel het geval wanneer de kinderen eerst de hoofdletters, dan de drukletters en daarna het lopend schrift leren schrijven. De vorm van de drukletters is bij het schrijven vaak wezenlijk anders dan die van eenzelfde letter in het lopende schrift. Al de letters van het lopend schrift beginnen op de lijn; de drukletters beginnen soms bovenaan, soms in het midden en soms op de lijn. Om het leerproces niet onnodig gecompliceerd te maken is het aan te bevelen om de kinderen van begin af aan de letters te leren schrijven die uiteindelijk gewenst zijn; de letters van het lopend schrift. Deze kunnen eerst als losse letter worden aangeboden.

 

Keuze en besluit

Er moet een keuze worden gemaakt over de soort letters waarmee de kinderen leren lezen en er moet een keuze worden gemaakt over de schrijfletter die gebruikt gaat worden. In verband met het lezen uit boekjes zal de drukletter geleerd worden, maar mogelijk wordt in de klas eerst een andere letter geoefend: er kan een overgang van hoofdletter naar drukletter worden gemaakt of van lopend schrift naar drukletter. De ervaring leert dat het voor de letterherkenning bij het lezen niet nodig is om de drukletter schrijvend te oefenen. Wanneer de leerlingen een basis hebben en de letters (hoofd- of lopend-) kennen dan leren ze de drukletter als leesletter over het algemeen vlot. Als steun hangen in de overgangsperiode vaak letterkaarten aan de muur van de klas, waar beide lettervormen naast elkaar staan. Een manier om de overgang te maken en de drukletter te oefenen zonder deze zelf te schrijven is om gebruik te maken van een stempeldoos.

Over het algemeen is het aan te raden om ervoor te kiezen dat alle leerkrachten op school dezelfde lettervormen gebruiken bij het schrijven op het bord. Dit om verwarring te voorkomen wanneer de klas een andere leraar krijgt in bijvoorbeeld een vakles of tijdens een vervanging. De leerlingen worden dan niet in verwarring gebracht bij het  lezen en schrijven.

 

Hieronder staan mogelijkheden en afwegingen bij het kiezen van de letters bij het schrijf- en leesonderwijs.

Hoofdletters (kapitalen):

- Worden de hoofdletters aangeboden of een beperkt aantal hoofdletters

- Wanneer worden deze aangeboden, wanneer zijn ze allemaal behandeld

- Wordt bij elke letter een beeld gegeven

- Wordt gelezen met de hoofdletters

- Worden teksten met hoofdletters overgeschreven

 

Kleine letters:

- Wanneer wordt begonnen met voorbereidende schrijfoefeningen voor het lopend schrift (arcades, guirlandes, lussen rechts- en linksom).

- Wanneer worden de kleine letters aangeboden, hoe wordt de overgang van hoofdletters naar kleine letters gemaakt

- Hoe worden de drukletters geleerd

- Wordt direct begonnen met de lettervorm van het lopend schrift, worden de letters als losse letters aangeboden (‘loslopende’ letters) of worden ze direct verbonden.

- Voor welk lopend schrift kiest de school (afstemming over letters die verschillend kunnen worden geschreven zoals de r, t en p).

 

Gevolgen voor het protocol

Bij de toetsen die gebruikt worden in een protocol gaat het er altijd om datgene te toetsen wat de kinderen hebben geleerd. Zijn de hoofdletters geleerd en wordt daarmee geschreven en gelezen dan zal de vaardigheid in het lezen en schrijven met deze letters moeten worden getoetst. Zijn de hoofdletters geleerd maar wordt daarmee niet gelezen dan kun je de letterkennis toetsen maar je kunt dan niet kijken of ze daarmee kunnen lezen. In plaats daarvan kan extra aandacht worden besteed aan de auditieve voorwaarden, zodat toch vaardigheden -nodig voor het lezen- worden getoetst.

Zijn de drukletters geleerd voor het lezen dan worden deze in de woorden en de teksten van de toetsen gezet.

Wanneer alleen met lopend schrift wordt gewerkt in de klas dan kan de leerkracht de tekst in lopend schrift overschrijven en daar een toetskaart van maken.

De toetsen zullen dus moeten worden afgestemd op wat de kinderen hebben geleerd, anderzijds zal wat er geleerd wordt weer in het schoolleerplan moeten staan.